In bepaalde omstandigheden is het nodig de grond dieper dan de bouwvoor los te maken en storende lagen te verbreken.

Om de bodem een betere structuur te geven, is het mogelijk om de grond te diepspitten tot maximaal 1.20 m diepte. Storende lagen worden verbroken waardoor de vochtdoorlating verbetert. Gewassen op gediepspitte gronden kennen in het algemeen een betere beworteling. Ook komt er meer zuurstof in de bodem.

Bij diepspitten wordt de gehele werkdiepte omgegraven en gedeeltelijk gemengd. De  bouwvoor wordt bij deze methode niet naar de diepste grondlaag verplaatst en de ondergrond wordt niet geheel met de bovenlaag vermengd. Er ontstaat wel degelijk een menging maar het wordt niet totaal homogeen. Sterk verdichte grondlagen kunnen een negatieve invloed op de ontwatering en daardoor op het bodemleven hebben. Tevens is het een blokkade voor wortels die hun weg zoeken naar water en voedingsstoffen of mineralen. Bij het verbreken van deze laag kan het bodemleven vaak gunstig veranderen door de betere waterhuishouding en het zuurstofgehalte.